Het schot klonk kort en hard. De vogels vlogen kwetterend weg, hier en daar een tak afbrekend. Eindelijk stilte. Nou ja, voor even dan. Gelukkig had hij er geen geraakt, het was alleen de bedoeling ze te laten schrikken zodat ze zouden wegvliegen. Het getjilp maakte hem gek. Ook het ge-grasmaai van het buurmeisje maakte hem gek, maar daar kon hij niet op schieten. Hoewel hij het graag zou doen, het kind irriteerde hem mateloos. Hoe kon hij in godsnaam voor dat examen een bijna-zeven halen als hij niet behoorlijk kon leren. Alles leidde hem af.
Voor de schoolonderzoeken had hij bedroevende cijfers gehaald, zodat hij gemiddeld een 4.3 stond. Dus moest hij, om op een zes uit te komen, een vijf komma vijf dus want dat werd afgerond naar een zes, nu voor het centraal examen minimaal een 6.7 halen. Minimaal. En dan er ook nog van uitgaan dat de andere vakken goed gaan.
En daar kwamen ze weer, de kauwtjes – terug in de boom zitten. Ze waren nog even stil, dus pakte hij z’n pen weer op en staarde in de examenbundel.
De geur van ver gemaaid gras waaide via het openstaande raam z’n kamer binnen.
De schreeuwen van kinderen, ver weg aan het spetteren in een opblaasbadje.
Hij meende zelfs vlagen van een net aangestoken barbecue te ruiken.
“Ik kan me werkelijk echt hier niet concentreren,” verzuchtte hij en kwaad smeet hij z’n pen tegen de vensterbank. “Godver!”
“Ik ben echt de enige die nog wat uitvoert hier, ik kap ermee.” Hij stond ruw op.
Tjilp. Eén van de zwarte vogeltjes was op het plankje op de schutting gaan zitten en keek hem vernietigend aan. Het plankje dat de buurman in opdracht van de buurvrouw had aangebracht, omdat zij niet tegen zijn felle bureaulamp kon, die recht in haar ogen zou schijnen. ‘Misschien is het een idee dat uw vrouw dan wat minder mijn kant op kijkt,’ had hij spitsvondig opgemerkt toen de buurman kwam vragen of hij de lamp zou kunnen wegdraaien of dimmen. De buurman had niet geantwoord maar was schouderophalend weggelopen. Een uur later zag hij hem in de weer met een hamer, een plankje en spijkers.
Het kauwtje was bepaald niet bang en hipte de vensterbank op.
“Ik heb niks voor je,” zei hij hardop, terwijl hij z’n kamer rondkeek. Dat was een leugen, want er was een arsenaal aan etensresten die het vogeltje ongetwijfeld zou lusten: een bord vol taartkruimels, een halfleeg gegeten schaal pinda’s, een rol koekjes, open zakjes chips her en der verspreid, ja, zelfs een half afgekloven stuk pizza.
Hip, daar zat het al binnen, op z’n burostoelleuning. Op de witte vensterbank zag hij een bloedvlek, z’n hart sloeg op hol. Hij had toch expres misgemikt? Hij had ze niet geraakt, zeker weten van niet, toch? Zat die bloedvlek er al? Het vogeltje bleef hem strak aankijken en leek niet geïnteresseerd in de etensresten.
…
De volgende ochtend: het examen. Direct na het openslaan van het examenblad zakt zijn hart tot in zijn maag en draait daar nog wat zinloze rondjes alvorens het het begeeft. De eerste vraag van het examen luidt als volgt: