Home » autobiografisch

Tag: autobiografisch

Hoofdstuk 5 [deel 2]

[…]
We lopen naar de eerste verdieping, en “er is nóg een verdieping,” zegt papa, “de zolder.” In het huis waar we nu wonen is geen tweede verdieping, geen zolder. Nou ja, er is wel een vliering, maar daar wonen alleen muizen. Papa zet daar muizenvallen neer en de dode exemplaren verzamelt hij in grote, geelglazen completa-potten. “Kijk maar niet,” zegt mama als hij met de potten met muizen door het huis naar buiten loopt. Ik kijk natuurlijk wel. De witte muizenlichaampjes, met hier en daar een donkere, nattige vlek, zien er heel anders uit dan het koffiepoeder dat erin hoort te zitten.

Wat zijn er veel kamers in het nieuwe huis! En evenzoveel deuren van de gang naar die kamers! Ik kan het bijna niet tellen, zijn het er vier, vijf, acht of wel tien? We bekijken de kamers één voor één. Misschien wordt dit wel mijn kamer, denk ik dan. Of misschien wel deze? Of die, of die. Of de zolder, nee, dat is wel heel ver weg van mama en papa. Mama en papa hebben hun eigen tussendeur naar de badkamer. En de tuin, met zoveel gras. En muren van groen, dat noemt hij een haag. Het nieuwe huis is prachtig.

Als we terugrijden, en ik het oude huis voor me zie denk ik ‘dat is ook best een mooi huis’. Hier hebben mijn broer en ik ook onze eigen kamer. Hier hebben we helemáál geen buren. Hier is de tuin nóg groter. Papa heeft de tuin zelf aangelegd en ingericht. Hij heeft zelf een sloot gegraven. Hij heeft er zelf een bruggetje overheen gebouwd. Hij heeft met een zeis paadjes in het oerwoud van planten, heesters en boompjes in het achterdeel van de tuin gemaakt. Hij heeft voor ons een echte schommel, en een echte glijbaan in de tuin laten zetten.

“Ja mooi hè, het nieuwe huis,” zegt papa, “maar er is wel één ding: Berber gaat niet mee.”

Na schooltijd voor de kleine kinderen duurt het nog een kwartier voor mijn broer uit is en mama ons zal komen halen. Tijdens deze tijd doe ik belangrijke dingen in de klas zoals het bord schoonmaken. Met een natte spons. Met de droge borstel vind ik het niet schoon genoeg worden, bovendien heb ik een hekel aan dat droge stof dat de borstel wit doet uitslaan. Met nat wordt ’t veel mooier, het schoolbord. Juffrouw Wilma kletst dan altijd een beetje tegen me aan terwijl ze de stoeltjes rechtzet en andere nutteloze dingen doet. Maar nu zeg ik niks terug. Ik kijk haar niet eens aan. Het bord wordt ook niet mooi schoon.

“Kijk me eens aan, Susan”, hoor ik opeens achter me.
Ik kijk haar niet aan, maar ga driftig verder met het bord, het is niet goed gelukt, dat kan ik ook wel zien.
“Kijk me eens áán, Susan”, hoor ik weer achter me, nu harder. Ik draai me om.
“Is er iets wat je wil vertellen, Susan?”
Nee. Ik kijk haar heel even aan, dan lager, naar haar trui, haar broek, haar schoenen en tenslotte naar de grond. Ze hurkt en is dan even lang als ik. Haar nu niet aankeken is onbeleefd weet ik, dus ik kijk weer omhoog.
“We gaan verhuizen,” zeg ik zacht. Nu denkt ze natuurlijk dat ik het verschrikkelijk vind dat we gaan verhuizen omdat ik dan al m’n vriendinnetjes zal moeten missen. Ik heb helemaal niet ‘allemaal’ vriendinnetjes. Misschien één, of twee. Die zou ik wel kunnen missen, maar de hond, Berber, dat is veel erger. Maar dat zeg ik niet. Ik zeg ja als ze begint over de vriendinnetjes.

Ver(voor)oordeeld

Kleine kinderen hebben geen vooroordelen. Kinderen zíen niet eens of een meisje bij hen in de klas Turks is, of Marokkaans. Of joods. Of Chinees. Toen ik op de lagere school zat was er een kind bij ons in de klas, ze heette Hulya. Er zat er een die heette Layanah. Een jongen heette Avram. En er zat een meisje bij ons in de klas, Limei.
Wij zagen niks bijzonders aan onze klasgenoten. Hun namen waren wel bijzonder, maar daar verbond je geen conclusies aan, laat staan vooroordelen. Dat Limei er anders uitzag, dat registreerde je niet eens. Wel dat ze anders rook overigens, ze rook altijd naar Chinees eten. Wat niet zo raar is als je je een slag in de rondte moet werken in het restaurant van je ouders. Er waren trouwens ook Nederlandse kinderen die soms een dubieuze geur bij zich droegen…

Er zaten ook gewoon Nederlandse kinderen in de klas met bijzondere namen, bijvoorbeeld Tiago. Of Robin, het was een meisje, maar het kon ook een jongen zijn, uit de naam kon je dat niet afleiden. En een knul die heette Michael, maar je moest dat uitspreken als Miga El. Maar verder gewoon kinderen dus. Waarbij wel gezegd moet worden dat Layanah een gemeen kreng was. Ze eiste dat ik mee naar huis liep met haar, als ik dat niet deed dan sloeg ze. Of ze kneep. Zal wel niet genoeg aandacht krijgen thuis.
Haar huis was halverwege het mijne, dus na die halve, afschuwelijke weg met Layanah, had ik nog een helft te gaan, waar ik aan het eind nogal eens werd opgewacht door een ander kreng, – waar ik via een vriendinnetje de naam van te weten ben gekomen: Kitty. Wij noemden haar Kutty. Zij sloeg ook.
Soms liep ik een enorme omweg om de kans Kutty tegen te komen verwaarloosbaar klein te maken, alleen die omweg was dusdanig lang dat mijn moeder altijd zei dat ik weer ‘veels’ teveel had getreuzeld onderweg.

Ik probeer nog steeds geen vooroordelen te hebben, maar dat mislukt keer op keer. Grote mensen zijn gewoon voorgeprogrammeerd om vooroordelen te hebben. Het gaat echt aan de lopende band:
Zit je in de auto, rijdt er een treuzelaar voor je. Het zal wel weer een vrouw zijn.
Valt de stroom uit in je kantoor. Het zullen wel weer die jongens van hiernaast zijn die lopen te kloten met snoeren.
De gast bij Gamma met z’n hand in het verband. Toch niet zo’n handige Harry.
Die vrouw bij de Jumbo met bonbons in haar karretje. Etc.

Zo zat ik van de week in de sauna, het was er bloedheet. Maar dan ook echt. De thermometer wees rond de 95 graden Celsius, terwijl tachtig de standaard is. Er was al iemand binnen, het was een Koreaan (dat wist ik toevallig). Na tien minuten hield ik het al bijna niet meer vol en ging zuchtend en steunend zitten, maar hij lag nog met een vredige blik naar het houten plafond te staren. Ja, hij is die hitte natuurlijk gewend daar in dat Korea.
Pardon? Je weet niet eens hoelang hij al in Nederland woont, of hij uberhaupt wel is geboren in Korea, je weet niet eens of het wel zo’n warm klimaat heeft, dat Korea.

En dan nu weer in Amsterdam. Een gesloten standje, een eetstandje. Zal wel komen door dat Corona virus. Ze verkochten zeker vleermuizensoep. Nee! Het is gewoon alleen vandaag gesloten. Vanwege dat die meneer, de uitbater, bijvoorbeeld, naar een… eh… begrafenis moest? Oh? Iemand gestorven aan het Corona virus?

Zucht.

| de namen van mijn klasgenoten zijn vanwege privacy veranderd.