In dit verhaal werkt het ’t beste als je de afbeelding pas na het lezen ziet. Dus aan het eind van het stukje staat het beeld.
…
‘Hoi.’
‘Hoi.’
‘Wat zie jij er mooi uit, zo in de zon. Je straalt.’
‘Hm, ja. Nou ja, daar heb ik ook alles aan gedaan. Of nou ja, niet ik, maar mijn baasje. Ik ben net gewassen, in een salon.’
‘Oh ja. De wassalon. Daar kwam ik vroeger ook wel af en toe, maar nu niet meer.’
‘Niet? Waarom niet dan?’
‘Ik weet het niet. Het lijkt wel alsof mijn baas, hoewel, het is een bazin, het niet belangrijk meer vindt dat ik er goed uitzie.’
‘Wat stom. Natuurlijk is het belangrijk hoe je eruitziet! Ook als je al wat ouder bent.’
‘Mja, dat vind ik ook. Maar sinds ik ben aangevallen is alles anders…’
‘Hoezo ben je aangevallen?’
‘Nou, het is wel een paar jaar geleden. Maar ik kon mezelf helemaal niet verdedigen… Er kwam een man aangelopen, met een mes, of een sleutelbos, ik weet niet wat ’t precies was, ik kon het niet zien… maar hij zette dat ding zo in mijn zij en hij sneed me bijna helemaal open… ik voelde dat scherps over m’n hele flank gaan. Ik ben nog blij dat ik het kan navertellen… Over mijn hele zijkant staat een litteken…’
‘En heeft je baas, of nee, bazin, dat dan gewoon genegeerd?’
‘Nou nee, ze heeft me naar een kliniek gebracht. Of nee, naar een plastisch chirurg. Die heeft van alles geprobeerd maar zei uiteindelijk dat ik opgegeven werd. Althans mijn huid. Het litteken was niet te genezen, noch onzichtbaar te maken.’
‘En toen?’
‘Niks. Maar ze verzorgt me minder goed. Ik heb het gevoel, dat ze niet meer van me houdt.’
‘Ach nee, dat zal toch wel meevallen? Je bent misschien niet meer de allermooiste, maar het gaat toch om je innerlijk? Je stoerheid, je pure kracht? Je mooie ogen?’
‘Jawel… Maar laatst hoorde ik haar zeggen “die van mij doet zo raar, ik denk dat ik haar maar eens ga inruilen.”’
‘Inruilen? Nee!’
‘Ja, ik schrok me rot, van schrik heb ik wat laten lopen.’
‘Jeetje wat naar. Werd ze toen boos?’
‘Nee, dat niet. Maar ze zei wel dat we ernaar moeten laten kijken, bij het jaarlijks bezoek aan de arts.’
‘O ja, dat heb ik ook ja. Dan maken ze zo’n boekje waar alles instaat waar je voor bent behandeld, hoe heet dat ook weer…’
‘Een vaccinatieboekje.’
‘Ja.’
‘Ik heb trouwens nog een ander probleem, want het eten dat ik altijd kreeg wordt niet meer gemaakt en het nieuwe daar kan ik niet tegen, ik mag alleen een veel duurdere variant…’
‘Ja, en dus?’
‘Nou, dat vindt ze dus heel klote, dat ik dat dure spul moet hebben, een paar keer goedkoper kan wel, maar niet te vaak.’
‘Want anders?’
‘Anders gaat mijn binnenste kapot, dan verteren mijn aders, om het zo maar te zeggen.’
‘Mja. Dat is wel vervelend. Maar je krijgt dat speciale eten dus wel?’
‘Ja, nog wel. Maar ik hoop dat ze het wel blijft geven, anders leef ik waarschijnlijk niet zo lang meer…’
‘Dat hoop ik ook ja. Ik zou je graag nog een tijdje willen blijven zien. En anders, als ze jouw bijzondere eten niet meer wil betalen, nou, dan zou ik weglopen.’
‘Maar ik kan helemaal niet weglopen! Ik kan alleen wegrijden!’