Ik ben de vis.
Nou ja, nee, ik ben natuurlijk gewoon een mens, maar in zekere zin ben ik een vis.
Ik kan namelijk onder water ademen. Ademhalen. En dan niet met een snorkel, of ander raar apparaat, nee, gewoon zonder hulpmiddel. Nou ja, ik heb er natuurlijk wel wat aan gedaan om dat te kunnen. Ik heb heel namelijk heel kleine gaatjes in mijn tong laten boren. Zo klein dat ze de zuurstof uit het water filteren. Als ik onder water ben en mijn tong voor mijn luchtpijp vouw, dan krijg ik zuurstof binnen, en geen water.
Ja, het vergt behoorlijk wat oefening. Je moet het goed afsluiten, daarvoor is behoorlijk wat spierbeheersing nodig. In mijn tong, ja.
Als ik zo een half uur of een uur onder water ben geweest heb ik wel een beetje spierpijn in mijn tong en praat een beetje raar. Zoals mensen die helium hebben ingeademd.
Nee, met eten is het dan weer niet zo handig, met bepaald bier of bronwater bijvoorbeeld, zijn de belletjes precies even zo klein als de gaatjes. Dan verslik ik me echt gigantisch.
Of soep eten, dat gaat eigenlijk niet meer, het wordt een enorme knoeiboel. Ik ben eigenlijk veroordeeld tot vast voedsel. Het beste is linzenpuree.
Anders dan een vis kan ik ook boven water ademen. Ik ben dus eigenlijk een soort van hybride. Het fijnst is boven water en onder water tegelijk te zijn, half-om-half zogezegd.
Dat ik dat het fijnst vind kan je ook wel zien aan mijn huid.
Omdat ik horizontaal in het water drijf, is deze van voren bleek, gerimpeld en week, maar van achter bruin en strak.
Ja, ik ben de vis. Kinderen vinden mij leuk. Fascinerend en grappig. Ouders vinden mij eng. Eng en gevaarlijk. Ze gaan mij liever uit de weg en ze houden hun kinderen bij me weg.
Laatst probeerden ze mij te vangen, allemaal politiemensen in het water. Dat mislukte. Vissen vang je niet met politie. Vissen vang je met een hengel.